(Nooit) Meer lezen

Nadat ik vorig jaar bijna 10 strekkende meter vakliteratuur had verkocht, ging vorige maand zo’n 3 meter de deur uit. Van de opbrengst van de bijna 750 boeken die verdwenen kan ik half-nieuw/half-antiquarisch zo’n 20 boeken gaan aanschaffen. Daartoe heb ik mijn boekenwenslijst weer eens geactualiseerd. En een nieuwe lijst van potentieel te verwijderen boeken aangelegd. Want ondanks de recente drastische uitdunning van mijn (fier rechtopstaande) boekenkasten zijn er nog genoeg boeken die aanspraak maken op de kwalificatie: ´zal ik (zeer waarschijnlijk) toch nooit meer gaan lezen dan wel herlezen’ en/of ‘zijn niet (langer) interessant voor mijn vakgerelateerde intellectuele hobby’s’, zoals wij mijn werkzaamheden zijn gaan noemen, nu ik niet meer beroepshalve stedebouwkundig werk verricht, maar nog wel lid ben van een beroepsvereniging en als stedenbouwkundige ingeschreven blijf in het Architectenregister.

Ondertussen ontstaat er een Interessante tussencategorie van boeken die ik voorlopig-nog-niet-weg doe omdat ik ze weliswaar ooit aangeschaft heb, maar ze ook nog niet (goed) gelezen heb,

Aan het chronologisch begin van het plankje IJsselmeerpolders (en de nederzettingen daarin) staat bijvoorbeeld al decennia het monumentale werk van drs. G.L. Cleintuar Wisselend getij; Geschiedenis van de Zuiderzeevereeniging; voorgeschiedenis van de provincie Flevoland en het levenswerk van ir. C. Lely (1982) dat, zoals de titel aangeeft een beeld geeft van de onderzoeken, de plannen, de tegenwerking, het gelobby en de resultaten van deze belangrijke spelers (de Vereeniging en Lely) bij de ruimtelijke vormgeving van Nederland. Een even droogstoppelige als multatuliaans boekwerk zonder veel kaartmateriaal, maar wel met veel foto’s van oud lijkende mannen. Ik moet het nog altijd goed gaan bestuderen. Maar misschien is het handiger om eerst de Historische Atlas van Nederland; hoe ons land in 2000 jaar is ingericht (2023) van Reinout Rutte aan te schaffen wanneer we willen weten hoe ons land de afgelopen periode is ingericht. Ik ben daarbij wel benieuwd wat er toegevoegd wordt aan de informatie die Reinout Rutte (met Jaap Evert Abrahamse) gaf in de bijna tien jaar eerder verschenen Atlas van de verstedelijking in Nederland; 1000 jaar ruimtelijke ontwikkeling.

Ook wil ik nog altijd de vuistdikke monografie van Anton Groot en Max Cremer over (en getiteld) C.B. van der Tak; stadsarchitect tussen modernisme en traditie 1929-1945 lezen. Niet alleen omdat ik ooit in Amersfoort heb gewoond en ik dit boek dus tussen wat andere werken over die stad heb staan, zoals de Lange lijnen in de stadsontwikkeling; De ontwikkeling van Amersfoort 1945-2010 van dr. Ir. Noud de Vreeze, die Amersfoorts stadsarchitect was van 2008 tot 2010, maar ook omdat Van der Tak in de oorlog lid was van de NSB. Na zijn gevangenisstraf (tot medio 1948) was hij, als zelfstandig architect, een van de eersten die betrokken was bij coöperatieve woonverenigingen, die zich vooral op vooral op de zogenaamde service- of verzorgingsflats richtte als alternatief voor de traditionele bejaardenhuizen. Iets wat tegenwoordig weer actueel is geworden.

Over mijn studiestad Delft heb ik een publicatie die ik al veel langer van plan ben goed te bestuderen: het al ruim 40 jaar oude De stad Delft - vorming en ruimtelijke ontwikkelingen in de late Middeleeuwen; interpretatie van 25 jaar binnenstadsonderzoek waarin J.J, Raue nauwgezet de min of meer planmatige stadsvorming van Delft beschrijft. Stedenbouw met een n dus. Ook als exemplaar binnen mijn verzameling promoties van en over bouwkundige ingenieurs kan dit boek nog niet weg. Maar misschien is het wel zo aardig het recent verschenen boek Agnetapark; een biografie van Jan van der Mast te kopen om te lezen. De jaren 2022 en 2023 waren immers geen goede periode voor publicaties over vrouwen binnen onze vakgebieden en in dit boek (en in de twee eerdere biografieën van Van der Mast over Jacques en Agneta van Marken) wordt recht gedaan aan Agneta Wilhelmina Johanna Van Marken (geboren Matthes) die één van de eerste vrouwen was die zich, met haar man Jacques, bekommerde om het welzijn van de arbeiders die werkten in hun fabrieken en in 1884 dan ook het eerste Nederlandse tuindorp liet bouwen, waar ze zelf ook woonden.

De met de nodige publiciteit aangekondigde publicatie Vrouwen in architectuur is jammer genoeg niet in de loop van 2022 verschenen, maar lijkt nu in juni 2023 wel uitgebracht te worden. In de tussentijds heb ik geen ander interessant vrouwgerelateerd werk kunnen aanschaffen, behalve het in 2022 verschenen Builders, Housewives, and the Construction of Modern Athens van Ioanna Theocharopoulou, gebaseerd op de eveneens door de Onassis-stichting geproduceerde documentaire Builders, Housewives and the Construction of Modern Athens, onder regie van Tassos Langis and Yiannis Gaitanidis (2021). Ik was vooral gecharmeerd van de blurb: The interiors of the ‘polykatoikia’ [a small-scale multi-story apartment block] reflect a desire for modernity as marketed to housewives through films and magazines. Regular builders became unlikely allies in designing these interiors, enabling inhabitants to exert agency over their daily lives – and the shape of the post-war city .Over vrouwen die via hun interieur de naoorlogse stad vormgeven wil ik meer lezen.

Bovenaan mijn leeslijst staat evenwel, zeker in deze meidagen, de vorig jaar verschenen biografie van C.J. van Dullemen Architect in Bandoeng, verzetsstrijder in Delft; leven en werk van prof. ir. Richard Schoemaker (1886-1942). Jan van Dullemen promoveerde eerder (2008) op het leven en werk van Richards broer Charles onder de titel: Op zoek naar een tropenstijl. De handelseditie uit 2010 verscheen in het Engels: Tropical modernity ; life and work of C.P. Wolff Schoemaker . Charles, die veel van vrouwen schijnt te hebben gehouden, voegde zijn moeders meisjesnaam toe aan zijn vaders naam. In het boek over de in Nederland ook vrijwel onbekende Richard Schoemaker komen een aantal van mijn belangrijkste belangstellingsvelden bijeen: de monografische geschiedschrijving over architect-stedebouwkundigen; de inventarisatie van architectuur en stedebouw in Nederlands Indië en Indonesië en tenslotte de relatie tussen oorlog en stedebouw. Dat een verraderlijke infiltrant van de verzetsgroep-Schoemaker in 1941 geliquideerd werd en vervolgens in de vijver van het Agnetapark gegooid werd is een voorbeeld  van een serendipitisch ruimtelijk dwarsverband dat het lezen van boeken zo bevredigend maakt. Over het belangwekkend onderwerp ‘vrouw in de (stede)bouw’ hopelijk een volgende keer meer.

Vorige
Vorige

Vrouwenboek

Volgende
Volgende

De omgevallen boekenkast: Oren