Ik zoek een stedebouwkundige of planoloog Meer informatie


De omgevallen boekenkast | Verder lezen

1 juni 2022 Blog

VERDER LEZEN

Sommige auteurs maken het ons lezers niet echt makkelijk wanneer je probeert echt te begrijpen wat hij/zij/hen bedoelt te zeggen en/of belangrijk vindt. Dat is vooral het geval bij bij boeken die met enig overenthousiasme en educatieve ambitie geschreven. Zo heb ik om het recente boek van Zef Hemel goed te begrijpen niet alleen een overzicht moeten maken van de gehanteerde kernbegrippen alsmede een chronologie van Zefs professionele leven gekoppeld aan nationale, regionale, lokale planproducten en -documenten, maar ook moest ik de inhoudsopgave nog wat uitbreiden en een analyse maken van het notenapparaat en de bibliografie.

Want ook in dit boek (Er was eens een stad, 2021) is de bibliografie een alfabetische opsomming van een 252 (door mij getelde) werken uit een omgevallen boekenkast in plaats van een hoofdstuksgewijs georganiseerde handreiking aan de lezer die zich verder wil verdiepen. Soms vermelden auteurs welke publicaties zij gebruikt hebben bij bepaalde hoofdstukken of paragrafen. Of ze leveren een handig lijstje onder het kopje “verder lezen”. In wezen doet Zef dat ook wel wanneer hij in de tekst ingaat op een boekwerk, maar vaker zijn de aanbevolen publicaties verstopt in de noten.

Als stedebouwkundige lezer miste ik in de tekst een duidelijker definiëring van de twee in de naam van onze beroepsvereniging genoemde disciplines. Per slot heeft Zef, zoals hij zelf memoreert, ook colleges geschiedenis van de moderne stedenbouw bij de architectuurhistoricus Ed Taverne gevolgd. En was hij, naar eigen zeggen, jaren hoofdredacteur van vaktijdschrift Stedenbouw & Ruimtelijke Ordening. Maar door het boek heen merk je dat Hemel wel wat stedenbouwkundigen noemt en ook verhaalt hij over de ondergeschikte positie van de planologen ten opzichte van de stedenbouwkundigen bij het begin van zijn werk als directeur bij DRO in Amsterdam, maar hij gaat er verder niet op in. Ook stelt hij dat bij de IABR 2007 twee disciplines tegenover elkaar stonden: planologie en stedenbouwkundig ontwerpen als representanten van respectievelijk Amsterdam en Rotterdam zonder nadere toelichting of uitwerking. En als laattwintigste-eeuwse stedenbouwkundige voelde ik me eerlijk gezegd wat aangesproken door zijn volgende constatering: Nota bene daklozen maakten duidelijk waar het in de twintigste-eeuwse stedenbouw aan mankeert (weinig schuilplaatsen, weinig beschutting, weinig voedsel) en waarom negentiende-eeuwse buurten wél deugen. Over de stad in het algemeen en het functioneren van straten, buurten en wijken bleek het oordeel van de daklozen al even scherp en trefzeker. Maar om nou zelf onder een brug te gaan wonen, of voor de stad voedsel te gaan verbouwen, om zo een betere stedebouwkundige te zijn gaat me wat ver.

Ik was kortom op zoek naar een nadere taakomschrijving voor onze disciplines in het boek en ben nog steeds in verwarring of stedenbouwkundig werk (in woord en beeld) nou onderdeel is van Zefs Visionaire Planologie of niet. Maar ook krijg ik weinig leestips om me in de door Hemel gewenste richting om- en bij te scholen. Zoals ik in mijn vorige blog over Er was eens een stad schreef overdondert met name de aan die visionaire planologie gewijde 70 pagina’s van inleiding, hoofdstuk 10 en epiloog de lezer met verwijzingen naar een overvloedige hoeveelheid denkers (zo’n 80!) en een enkele doener.

Hemel gebruikt 575 doorgenummerde noten en verwijst daarin naar meer dan 200 werken in zijn bibliografie. Blijkbaar zijn er ook interessante boeken die niet in de hoofdtekst of noten vermeld zijn. Een dikke dertig noten zijn nadere verklaringen op wat in de hoofdtekst geschreven staat, de resterende 540 noten zijn bijna allemaal een literatuurverwijzing die dient als bronvermelding. Zelfs na lezing van het boekwerk en het opstellen van een cijfermatige cross reference analyse van het notenapparaat en de bibliografie is niet één eenduidige hoofdlijn in het betoog te vinden anders dan dat de planologie (inclusief de stedenbouw?) op geheel andere leest geschoeid moet worden.

Het boek roept vragen op en stimuleert zelfstudie, dus koop en bestudeer het. Omdat ik zelf in de boekenkast nog geen 23% van Hemels bibliografie heb staan en toch een beetje bij wil blijven, heb ik gemakshalve gekeken welke informatie Zef gebruikte om zijn zes helden te portretteren. Na raadpleging van de frequentie binnen het notenapparaat en soms ook een beetje op de gok heb ik mijn ‘visionaire wishlist’ opgesteld.

Om planologisch wat bij te spijkeren staat van John Friedmann Planning in the Public Domain. From Knowledge to Action 1987 genoteerd; James Throgmorton laat ik nog even rusten, maar van Patrick Geddes zou ik naast Helen Mellers Patrick Geddes: Social Evolutionist and City Planner uit 1993 ook diens eigen Cities in Evolution; An Introduction to the Town Planning Movement and to the Study of Civics uit 1915 al dan in een nieuwe bijgewerkte editie wel willen lezen.

We wachten nog op die biografie van Dirk Frieling, maar ik ben wel geïnteresseerd geraakt in het verhaal over/van Theo van Lohuizen en ik ga dus naast de al uit de boekenkast gehaalde biografie van hem door Arnold van der Valk geschreven Het levenswerk van Th. K. van Lohuizen 1890-1956; De eenheid van het stedenbouwkundige werk, 1990) ook Vincent van Rossems, Het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam: geschiedenis en ontwerp. (1993), Kees Somers De functionele stad: de CIAM en Cornelis van Eesteren, 1928-1960. (2007) en het monumentale boek van Evelien van Es, e.a. Atlas of the Functional City; CIAM 4 and Comparative Urban Analysis. (2014) erbij halen.

Het door Zef Hemel bij het hoofdstuk over Jane Jacobs gebruikte boek The Power Broker (1974) van Robert A. Caro over Robert Moses (een ietwat heimelijk bewonderde held van Hemel) komt wat later aan de beurt, net als al het werk van en over haar. En uiteindelijk ben ik bang dat ik de door Zef aanbevolen I Tjing (Het Boek der Veranderingen) en Oorlog en vrede van Tolstoj pas kan gaan lezen wanneer we op vakantie gaan.