Door Tjerk Ruimschotel
Na de (door veel te weinig leden bekeken) BNSP-Salon # 3 over Groot-Amsterdam (met fotograaf Theo Baart, Emiel Reiding (Metropoolregio Amsterdam MRA) en Ivonne de Nood Almere 2.0) medio mei jongstleden had ik een (veel te groot) aantal onderwerpen voor deze boekenblog. Allereerst natuurlijk de, al meer dan een halve eeuw durende, discussie over metropoolvorming, al dan niet in Nederland, al dan niet gewenst, al dan niet Amsterdams danwel Randstedelijk of Hollands. Vervolgens het werk van ruimtelijke fotografen in het algemeen en van Theo Baart in het bijzonder. Maar ook moest ik tijdens en na deze webmeeting denken aan de positie van de planoloog/stedebouwkundige in overheidsdienst of ingehuurd als adviseur. Onwillekeurig dacht ik ook aan mijn eigen werk in verschillende hoedanigheden in bijvoorbeeld Amsterdam, Hoofddorp en Almere, de vroegere en huidige woonplaatsen van Theo Baart, de initiatiefnemer van het recent verschenen boekwerk: Groot-Amsterdam, metropool in ontwikkeling. Omdat ik, mede vanwege een boekenquotum, pas onlangs het boek zelf aangeschaft had dacht ik nog niet direct aan een recensie.
Om te beginnen heb ik altijd een grote bewondering gehad voor de manier waarop Theo zijn fotografie inzet als een middel om zijn verwondering vorm te geven. Vaak vanuit een zelf gevoelde noodzaak zijn eigen (woon)situatie te begrijpen maar even vaak ook om de (veranderende) context van die situatie in de gaten te houden; letterlijk in beeld te krijgen. In de loop van de jaren heb ik af en toe te maken gekregen met Theo. Begin jaren 80, toen ik als ambtelijk stedebouwkundige werkte bij de op dat terrein samenwerkende gemeenten Haarlemmermeer, Uithoorn en Aalsmeer, had Theo samen met dichter/landschapsschrijver Willem van Toorn een soort rol gekregen als het lokaal artistiek-intellectuele geweten van de architectonisch-stedebouwkundige ontwikkelingen ter plekke, waar ik natuurlijk dankbaar gebruik van maakte.
Eind jaren 90 verscheen Bouwlust, het eerste deel van de Haarlemmermeer-trilogie, en mocht ik optreden bij een discussie over dit boek. Rond die tijd waren hij en ik, samen met Tracy Metz en de mannen van Must, betrokken bij een publiekspublicatie rond de, nooit verschenen Vijfde Nota van Jan Pronk, wat uiteindelijk resulteerde in de Atlas van de verandering; Nederland herschikt.
Uiteraard had ik in die tijd ook al zijn, meestal in samenwerking geproduceerde, boeken over het wonen in naoorlogse wijken, Nagele en de snelweg gekocht: Wonen in naoorlogse wijken (1985), Nagele N.O.P. (1988) en Snelweg (1996).
Later kon ik zijn eigen wooncarrière volgen via Territorium; vernieuwing van de Bijlmermeer (2003) en Eiland 7; berichten uit de nieuwbouwwijk (2008) en verscheen in 2015 Werklust; biografie van een gebruikslandschap.
Maar ik kwam Theo ook tegen als beeldend chroniqueur van nationale gebeurtenissen zoals de herbouw na De Vuurwerkramp (2000) in Bouwplaats Enschede; een stad herschept zichzelf (2007) en in de Atlas Nieuwe Steden; gedachte, gemaakte, ontworpen en toekomstige stad (2012). Na Enschede werd Theo Baart opnieuw ingeschakeld door Ton Schaap voor het juni 2008 nummer van het blad FORUM (Amsterdam) waarin Ton uitgebreid en soms onverbloemd vertelt over zijn vormende jaren, over zijn werkzaamheden als ambtenaar en over de invloeden op zijn werk.
Zelf heb ik het altijd belangrijk gevonden om, ook (of juist) als betrekkelijk anoniem stedebouwkundige (hetzij ambtelijk danwel adviserend werkzaam) een bijdrage te leveren aan het vakdebat. Via publicaties, discussies, onderwijs. Juist als adviseur werkzaam in een politieke context streefde ik ernaar om mijn ambtelijke en politiek-bestuurlijke superieuren op inspirerende wijze te confronteren met ontwikkelingen (binnen én buiten het vakgebied) die relevant zouden kunnen zijn voor de lokale en op realisatie gerichte problematiek waar we (op dat moment) mee bezig waren. Gedeeltelijk door jong talent in te schakelen, soms oude ervaring in te huren, af en toe kunstenaars aan de tekentafel uit te nodigen of met burgers de buurt in te gaan. Maar ik zou het een, wat mij betreft onwerkbare en onwenselijke, beperking van ons planologisch en stedebouwkundig werk vinden wanneer we als professionals ‘binnen de lijntjes blijven kleuren’ en ‘binnen de box blijven denken’ en mensen als Theo Baart zouden vragen ons te vertellen hoe het nu buiten de lijntjes en de box is. Pas door (af en toe en hier en daar) over de grenzen van je werk te gaan, herken je de werkelijke problematiek en kun je vervolgens proberen die werkelijk vernieuwende voorstellen te doen, waar je uiteindelijk om gevraagd bent. Niemand zit te wachten op meer van hetzelfde. Ik denk dan ook dat het geen enkele zin heeft om te proberen om onzekere of vastgeroeste collega’s te helpen met eigenzinnige analyses (en voorstellen) zoals die door Theo Baart (en vele anderen) keer op keer zijn gepresenteerd, hoe fraai ook vormgegeven (door studio Joost Grootens) als in Groot-Amsterdam.
Alleen wie zijn (m/v) eigen gedachtes en plannen ter discussie durft te stellen, door erover te publiceren, te doceren, te praten raakt geïnspireerd door mensen die vaak door anderen als dwarsdenkers worden ge(dis)kwalificeert. Niet alleen het publicistisch werk van Ton Schaap is een voorbeeld van die door mij zo noodzakelijk geachte reflectie; ook de moderator van de BNSP-salon, Maurits de Hoog, heeft in zijn lange ambtelijke (en in de daaraan voorafgaande zelfstandige) periode meer dan eens gepubliceerd, gedoceerd en de discussie gezocht.
In mijn boekenkast staan dan ook zijn 4 x Amsterdam (2005), Nieuwe Ritmes van de Stad (2009) en De Hollandse Metropool (2012). Recent (2020) is Tour Groot-Amsterdam verschenen, een verzameling essays (en bijpassende fietstochten) over stedebouw in de regio Amsterdam, ook digitaal te genieten: TourGrootAmsterdam.pdf (mauritsdehoog.nl)
Dat, zoals Emiel Reiding zei, het boek van Theo Baart is verspreid onder bestuurders binnen de Metropoolregio Amsterdam is zeer te prijzen. Dat het planologisch en stedebouwkundig deel van het boek verzorgd moest worden door de Noord-Hollandse planoloog Ton Bossink en stedebouwkundige Jurjen Tjarks zonder (veel) medewerking van de MRA geeft te denken. Misschien kan Emiel de komende tijd met zijn organisatie de acht routes van Theo op pagina 80 laten omwerken tot ‘Hoogiaanse’ fietsroutes met bijhorende essays vanuit de wereld van onze metropolitaine bestuurders en hun planologische en stedebouwkundige medewerkers. Zonder de MRA-bestuurders nou direct te willen overhoren, zou enig inzicht in hun observaties, analyses, overwegingen en beslissingen welkom zijn, als begin van democratische transparantie. Tot dan blijven betrokken burgers als Theo Baart buitenstaanders. Al dan niet roepende in de woestenij. Ik neem aan dat Yvonne ondertussen gebruik maakt van het feit dat Theo is neergestreken in haar Almere. Hoewel ik nog steeds ruimte (in de boekenkast en het boekenbudget) heb gereserveerd voor het afsluitende Haarlemmermeerboek Landlust kan aan de andere kant mijn verzameling Almere/Zuiderzeepolders best wat actuele uitbreiding hebben. We zien wel wat het eerst komt.